Afdrukken

In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.

[Note]

De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP.

Introductie van handige programma’s

Samsung AnyWeb Print

Met dit hulpprogramma kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar onder Windows.

Samsung Easy Color Manager

Met dit programma kunnen gebruikers de gewenste kleur instellen. U kunt de afdrukkleur op het scherm aanpassen. De aangepaste kleur kan worden opgeslagen op het printerstuurprogramma en toegepast op afdrukken. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung Easy Color Manager > Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar voor de besturingssystemen van Windows en Macintosh. (http://solution.samsungprinter.com/personal/colormanager)

Eigenschappen van het printerstuurprogramma

Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:

  • Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.

  • Aantal exemplaren.

U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:

[Note]

Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of meer functies uit de tabel niet ondersteunen.

Printerstuurprogramma

Functie

Windows

Optie afdrukkwaliteit

Poster afdrukken

Meerdere pagina’s per vel

Boekjes afdrukken (handmatig)

Afdruk aan pagina aanpassen

Afdrukken vergroten en verkleinen

Watermerk

Overlay

Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)

( ●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)

Eenvoudige afdruktaken

Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing.

[Note]
  • Het venster Voorkeursinstellingen in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat het afhankelijk is van het gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie Systeemvereisten).

  • Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen, verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken () wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat.

Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.

[Note]

Eenvoudige afdruktaken in Macintosh, zie Afdrukken in Macintosh.

Eenvoudige afdruktaken in Linux, zie Afdrukken in Linux.

Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.

  1. Open het document dat u wilt afdrukken.

  2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend.

  3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.

    De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal exemplaren en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.

    [Note]

    Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten.

[Note]

Als u Windows Internet Explorer gebruikt, kunt u met Samsung AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken van schermafdrukken. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden.

Een afdruktaak annuleren

Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de afdruktaak als volgt annuleren.

  1. Klik op het menu Start in Windows.

  2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.

    • Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.

    • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.

    • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers.

    • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.

  3. In Windows 2000, XP, Server 2003, Vista en Server 2008 dubbelklikt u op uw apparaat.

    In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu’s > Afdruktaken weergeven.

    [Note]

    Als bij het item Afdruktaken weergeven het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren.

  4. Selecteer Annuleren in het menu Document.

[Note]

U kunt dit venster ook weergeven door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat () op de taakbalk van Windows.

U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Annuleren () op het bedieningspaneel.

Voorkeurinstellingen openen

U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.

  1. Open het document dat u wilt afdrukken.

  2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend.

  3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.

  4. Klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen.

Voorkeurinstellingen gebruiken

Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u de huidige voorkeuren opslaan voor toekomstig gebruik.

Zo voegt u een instelling toe aan Instellingen vooraf:

  1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.

  2. Typ in het invoervak Instellingen vooraf een naam voor deze instellingen.

  3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Instellingen vooraf, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.

Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen worden toegevoegd aan de Instellingen vooraf.

Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.

Om de opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen.

U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Standaardinstellingen vooraf te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.

Help gebruiken

Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt.

Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en geeft u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen.

Speciale kopieerfuncties gebruiken

Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:

Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken

U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de vervolgkeuzelijst Type.

  3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).

  4. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde.

  5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken selecteert u Paginakaders afdrukken.

  6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.

  7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Posters afdrukken

Deze eigenschap stelt u in staat om een document van één pagina af te drukken over 4, 9 of 16 vellen papier, om deze met tape aan elkaar vast te maken en zo een document te vormen van posterformaat.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type.

  3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.

    Beschikbare lay-outs:

    • Poster 2x2het document wordt vergroot en wordt over 4 pagina’s verdeeld.

    • Poster 3x3het document wordt vergroot en wordt over 9 pagina’s verdeeld.

    • Poster 4x4het document wordt vergroot en wordt over 16 pagina’s verdeeld.

  4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door de radioknop bovenaan rechts in het tabblad Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven.

  5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.

  6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

  7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.

Boekjes afdrukken (handmatig)

Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.

[Note]

Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukformaten Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type.

  3. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.

    [Note]

    De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten beschikbaar zijn voor deze functie selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier.

    Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier zonder de markering of ).

  4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

  5. Vervolgens kunt u de pagina’s vouwen en nieten.

Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)

U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio (zie Specificaties van het afdrukmateriaal).

[Note]

U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Geavanceerd.

  3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de gewenste bindoptie.

    • Geen

    • Lange zijdedeze optie is de conventionele lay-out voor boekbinden.

    • Korte zijdedeze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.

  4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.

  5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

[Note]

Als uw printer geen eenheid voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.

Het afdrukpercentage van uw document wijzigen

U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te geven.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Papier.

  3. Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op.

    U kunt ook op de pijl-omlaag/pijl-omhoog te klikken om de schaalfactor te selecteren.

  4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.

  5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen

Met deze functie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Papier.

  3. Selecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan papierformaat.

  4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.

  5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Watermerken gebruiken

Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.

Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen.

Een bestaand watermerk gebruiken

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.

  3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Een watermerk maken

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... fin de keuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend.

  3. Geef tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens ingeven. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.

    Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.

  4. Watermerkopties selecteren.

    U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk instellen in de sectie Hoek watermerk.

  5. Klik op Toevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst Huidige watermerken toe te voegen.

  6. Wanneer u klaar bent, klikt u op OK of op Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt gesloten.

Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de vervolgkeuzelijst Watermerk.

Een watermerk bewerken

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend.

  3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.

  4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen op wilt slaan.

  5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Een watermerk verwijderen

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend.

  3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.

  4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Overlay gebruiken

Een overlay is inhoud die op de vaste schijf van de computer is opgeslagen en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon het briefhoofd als overlay op uw document af.

Een nieuwe paginaoverlay maken

Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay met uw inhoud maken.

  1. Maak of open een document met de inhoud die u voor de overlay wilt gebruiken. Plaats de items precies waar deze moeten verschijnen wanneer ze aan het origineel worden toegevoegd.

  2. Ga naar de Voorkeursinstellingen als u het document als een overlay wilt opslaan (zie Voorkeurinstellingen openen).

  3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt weergegeven.

  4. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.

  5. Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in het venster Opslaan als. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. (De standaardinstelling is C:\Form Over.)

  6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.

  7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

  8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer.

[Note]

Het formaat van het overlaydocument moet gelijk zijn aan dat van het document dat u afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.

Een paginaoverlay gebruiken

Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden afgedrukt. Dit doet u als volgt:

  1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.

  2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  3. Klik op het tabblad Geavanceerd.

  4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.

  5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.

    Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen.

    Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.

  6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document afdrukt een berichtvenster waarin u wordt gevraagd te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.

    Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw document.

  7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

    De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.

[Note]

De resolutie van het overlaydocument moet gelijk zijn aan die van de oorspronkelijke afdruktaak.

Een overlay verwijderen

Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.

  1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen op het tabblad Geavanceerd.

  2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay.

  3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.

  4. Klik op Wissen.

  5. Wanneer het venster met het bevestigingsbericht verschijnt, klikt u op Ja.

  6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

Opties op het tabblad Grafische elementen

Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit.

[Note]
  • Welke opties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het printermodel.

  • Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van toepassing voor de printertaal die u gebruikt.

    De printertaal wijzigen:

    1. Klik op het menu Start in Windows.

    2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.

      • Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.

      • Voor Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.

      • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.

      • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.

    3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met de rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.

    4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u Apparaatopties.

    5. Selecteer de juiste opties in de vervolgkeuzelijst Printertaal.

Kleur aanpassen

Als u een kleurverschil ervaart tussen de afdruk en het beeldscherm kunt u kleurinstellingen zoals kleurcontrast of kleurniveau aanpassen.

Het printerstuurprogramma biedt grafische opties om de afdrukkwaliteit af te stemmen op specifieke afdrukbehoeften.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Grafische elementen. Raadpleeg de on-linehelpfunctie voor iedere optie uit Voorkeursinstellingen voor afdrukken

    • Kleurenmodusu kunt voor de kleuropties kiezen uit Kleur of Grijstinten. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.

      [Note]

      Met Zwart-wit optimaliseren kunt u fijn afdrukken in het zwart. Als u gebruikmaakt van deze optie zal het afdrukken langzamer gaan.

      Selecteer Geavanceerd in Kleurenmodus als u de kleur handmatig wilt instellen. Verplaats de schuifregelaar voor kleurenbalans in het tabblad Niveaus om de kleur aan te passen of selecteer het tabblad Aanpassing om de kleuren te regelen voor de verwerking van afbeeldingen.

    • Geavanceerdals u geavanceerde opties wilt instellen, klikt u op Geavanceerd. (Alleen PCL-stuurprogramma)

    • Lettertype/tekstselecteer Tekst donkerder maken om tekst donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de kleuren op het scherm.

    • Rastercompressiedeze optie bepaalt het compressieniveau van afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van de computer naar de printer. Als u deze optie instelt op Maximum zal de afdruksnelheid hoger liggen, maar de afdrukkwaliteit lager. (Alleen PCL-stuurprogramma)

    • Grafische controllerhiermee kunt u randen van letters en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke kleurkanaalregistratie in kleurenafdrukmodus uitlijnen.

      • Grijstintverbeteringhiermee kunnen gebruikers de details van natuurfoto’s bewaren en het contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten verbeteren bij het afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten. (Alleen PCL-stuurprogramma)

      • Fijne randenhiermee kunt u tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid.

    • Tonerspaarstandals u deze optie aanpast, gaan de tonercassettes langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.

      • U kunt de schuifregelaar verplaatsen van Geen besparing tot Maximale besparing om het tonerverbruik te verminderen.

  3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.

De scherpte en vloeiendheid aanpassen

Schermopties

deze optie beïnvloedt de resolutie en helderheid van de weergegeven kleuren. De drie schermopties zijn Normaal, Verbeterd en Gedetailleerd.

  1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie Voorkeurinstellingen openen).

  2. Klik op het tabblad Grafische elementen en selecteer vervolgens Geavanceerd in Kleurenmodus.

  3. Selecteer het tabblad Aanpassing.

  4. Selecteer de benodigde opties op het Venster.

    • Standaardinstelling printervolgt de waarde die werd ingesteld in de modus Venster van de printer.

    • Normaaldeze modus genereert afdrukken waarbij de toner gelijkmatig over de volledige pagina wordt verdeeld.

    • Verbeterddeze modus genereert een pagina-afdruk met scherp afgelijnde tekst en vloeiende afbeeldingen/foto’s.

    • Gedetailleerddeze modus genereert afdrukken met scherpe details over de volledige pagina.

  5. Selecteer OK.

De standaardafdrukinstellingen wijzigen

[Note]

De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het printerstuurprogramma.

  1. Klik op het menu Start in Windows.

  2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.

    • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.

    • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.

    • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers.

    • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.

  3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.

  4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista selecteert u Voorkeursinstellingen.

    In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen in de contextmenu’s.

    [Note]

    Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren.

  5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.

  6. Klik op OK.

[Note]

In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen.

Uw apparaat als standaardapparaat instellen

  1. Klik op het menu Start in Windows.

  2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.

    • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.

    • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.

    • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers.

    • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.

  3. Selecteer uw apparaat.

  4. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen.

    [Note]

    Als bij het item Als standaardprinter instellen voor Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer verbonden zijn.

Afdrukken naar een bestand (PRN)

Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. U kunt het document naar een bestand afdrukken in plaats van het rechtstreeks naar de printer te sturen. Het document wordt opgeslagen met de printeropmaak, zoals het gekozen lettertype en de kleurspecificaties, in een .prn-bestand dat op een andere printer kan worden afgedrukt.

Een afdruktaak opslaan als bestand:

  1. Schakel het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken in.

  2. Klik op Afdrukken.

  3. Geef het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.

    Bijvoorbeeld C:\Temp\bestandsnaam.

    [Note]

    Als u alleen de bestandsnaam invoert, wordt het bestand automatisch opgeslagen in Documents and Settings of Users. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.

Afdrukken in Macintosh

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een Macintosh-computer. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat afdrukken.

Een document afdrukken

Als u afdrukt met een Macintosh moet u in elke toepassing die u gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:

  1. Open een toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.

  2. Open het menu Archief en klik op Pagina-instelling... (Documentinstellingen in een aantal toepassingen).

  3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.

  4. Open het menu Archief en klik op Druk af.

  5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken.

  6. Klik op Druk af.

Printerinstellingen wijzigen

U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.

Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Archief. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar het volgende.

[Note]
  • De opties kunnen verschillen afhankelijk van de modellen en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.

  • De volgende panelen kunnen verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.

Lay-out

In het dialoogvenster Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de volgende functies.

  • Pagina’s per velhier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel worden afgedrukt (zie Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken).

  • Lay-outrichtinghier kunt u de afdrukrichting op een pagina selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de gebruikersinterface.

  • Randhiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader wilt afdrukken.

  • Keer paginarichting omhiermee kunt u het papier 180 graden draaien.

Grafisch

In het dialoogvenster Grafisch vindt u de opties Kwaliteit en Kleurmodus. Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de grafische functies.

  • Kwaliteitmet deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat het document is afgedrukt.

  • Kleurenmodusu kunt de kleuropties instellen. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.

Papier

Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papier Type het type papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Op die manier bekomt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmedia plaatst moet u het overeenkomstige papiertype te selecteren.

Printerfuncties

U kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden weergegeven door de instellingen in de optie te wijzigen. De instelling Kleur levert gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur.

Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken

U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.

  1. Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Archief.

  2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken.

  3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.

  4. Klik op Druk af, waarna het apparaat het geselecteerde aantal pagina’s op een enkel vel papier afdrukt.

Afdrukken in Linux

Afdrukken vanuit een toepassing

Vanuit diverse Linux-toepassingen kunt u afdrukken met CUPS (Common UNIX Printing System). U kunt vanuit een van deze toepassingen afdrukken.

  1. Open een toepassing en selecteer Print uit het menu File.

  2. Selecteer rechtstreeks Print via LPR.

  3. Selecteer uw model in de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties.

  4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster verschijnen.

    • Generalmet deze optie kunt u papierformaat en -type alsook de afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt dubbelzijdig afdrukken, scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal pagina’s per vel wijzigen.

    • Textmet deze optie kunt u paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.

    • Graphicshier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld kleuropties en de grootte of positie van de afbeelding.

    • Advancedmet deze optie kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en speciale afdrukfuncties instellen.

    [Note]

    Als een optie lichtgrijs wordt weergegeven, betekent dit dat de optie niet door uw apparaat wordt ondersteund.

  5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties.

  6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.

  7. Het venster Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak kunt controleren.

    Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.

Bestanden afdrukken

U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS LPR-programma. Het stuurprogrammapakket vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel gebruikersvriendelijker LPR-programma.

Zo drukt u elk bestand af:

  1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI verschijnt.

    Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.

  2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer in de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak.

  3. Klik op OK om het afdrukken te starten.

Printereigenschappen configureren

In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen.

  1. Open Unified Driver Configurator.

    Schakel indien nodig over naar Printers configuration.

  2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties.

  3. Het venster Printer Properties wordt geopend.

    Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:

    • Generalhier kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad ingeeft wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration.

    • Connectionhiermee kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.

    • Driverhiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.

    • Jobshiermee geeft u de lijst met afdruktaken weer. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven afdruktaken.

    • Classeshier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.

  4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties.